In juni 2014 is een nieuwe Europese richtlijn inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid in werking getreden (Richtlijn 2014/61/EU, hierna “de Richtlijn“). De Richtlijn verplicht Nederland om een aantal maatregelen te nemen die tot doel hebben de uitrol van nieuwe netwerken met hoge snelheid te vergemakkelijken. Onder hoge snelheid wordt verstaan een snelheid van minstens 30 Mbps. Het betreft alle netwerken die deze snelheid kunnen leveren met inbegrip van mobiele netwerken (4G).
De Richtlijn beoogt het gezamenlijk gebruik van bestaande fysieke infrastructuur en de efficiënte uitrol van nieuwe fysieke infrastructuur te bevorderen. Onder fysieke infrastructuur wordt onder meer verstaan elk element van een netwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een netwerk in onder te brengen, zonder dat het zelf een actief element van het netwerk wordt, zoals buizen, masten, antenne-installaties, torens en palen, kabelgoten, gebouwen of ingangen in gebouwen. Kabels, ongebruikte glasvezels (dark fibre) en waternetten voor menselijke consumptie zijn geen fysieke infrastructuur in de zin van de Richtlijn. De Telecommunicatiewet kent reeds een recht op medegebruik van ondergrondse voorzieningen waarvoor de gedoogplicht van toepassing is. Voor Nederland brengt de Richtlijn mee dat een recht op toegang tot bovengrondse voorzieningen in brede zin moet worden ingevoerd. Vaste en mobiele telecomproviders zullen voor de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken niet alleen toegang kunnen vragen tot antenne-opstelpunten maar ook tot masten, torens en palen (bijvoorbeeld elektriciteitsmasten en windmolens) die toebehoren aan netwerkexploitanten als bedoeld in de Richtlijn.
Naast telecomproviders dienen exploitanten van gas, elektriciteit, verwarming en waternetten, spoorwegen, havens en luchthavens te voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot hun infrastructuur. Toegang kan worden geweigerd op objectieve, transparante en evenredige criteria. Als reeds een geschikte vorm van wholesaletoegang onder billijke en redelijke voorwaarden wordt geleverd, hoeft geen toegang tot fysieke infrastructuur te worden verleend. Verder dient de transparantie omtrent bestaande fysieke infrastructuur te worden vergroot. De exploitanten dienen daartoe minimuminformatie ter beschikking te stellen. Het betreft informatie als locatie en route, aard en huidig gebruik van de infrastructuur en een contactpunt. Deze informatie dient uiterlijk 1 januari 2017 via een centraal informatiepunt beschikbaar te worden gesteld. De Richtlijn bevat tevens regels voor de coördinatie van de aanleg en geplande civiele werken om gelijktijdige uitrol van elektronische communicatienetwerken te bevorderen. Na 31 december 2016 dienen nieuwe gebouwen en gebouwen die worden gerenoveerd te worden uitgerust met een voor hoge snelheid bestemde fysieke binnenhuisinfrastructuur tot de netwerkaansluitpunten. Hetzelfde geldt voor meergezinswoningen die vanaf 31 december 2016 worden gebouwd of worden gerenoveerd. Voor de diverse verplichtingen kunnen de lidstaten vrijstelling verlenen, bijvoorbeeld voor civiele werken van gering belang of voor kritieke nationale infrastructuur, bij bepaalde categorieën gebouwen, eengezinswoningen, belangrijke renovatienetwerken, of fysieke infrastructuur die geacht wordt technisch niet geschikt te zijn voor de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid. Belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld opmerkingen te maken over de ontwerpvrijstellingen.
De Richtlijn zal moeten worden omgezet in nationale regelgeving. Er dient rekening te worden gehouden met aanpassing van de Telecommunicatiewet en de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). Bird & Bird is betrokken bij de implementatie.
De Richtlijn dient uiterlijk 1 januari 2016 te zijn geïmplementeerd waarbij de nieuwe bepalingen in werking dienen te treden per 1 juli 2016 respectievelijk 1 januari 2017.