Handhaving energie-auditverplichting komt er aan!

De Nederlandse periodieke rapportage inzake energie-efficiëntie aan de Europese Commissie is door Minister Kamp op 16 mei 2017 tevens aan de Tweede Kamer aangeboden.[1] Deze rapportage bevat de eerste cijfers wat betreft de naleving van de energie-auditverplichting in Nederland. Slechts 726 van de 4.770 auditplichtige bedrijven in Nederland hadden op de peildatum 1 februari 2017 hun energie-audit ingediend bij het bevoegd gezag.[2] Nu deze gebrekkige nalevingspraktijk van de energie-auditplicht zo duidelijk aan het licht is gekomen, valt te verwachten dat dit tot nieuwe handhavingsactiviteit zal leiden. Gezien de handhavingsinstrumenten die het bevoegd gezag ter beschikking staan, doen ondernemingen er verstandig aan na te gaan of de energie-auditverplichting op hen van toepassing is voordat zij worden geconfronteerd met een sanctietraject.

De verplichting van grote ondernemingen om een energie-audit uit te voeren[3] vloeit voort uit de Europese richtlijn energie-efficiëntie (“EED”).[4] De energie-audit is verplicht voor alle ondernemingen, die tevens kwalificeren als “inrichting” in de zin van de Wet milieubeheer ( “Wm”),[5] met een Nederlands personeelsbestand van meer dan 250 FTE of voor ondernemingen met een jaaromzet in Nederland van minimaal 50 miljoen euro die bovendien in Nederland een balanstotaal hebben van minimaal 43 miljoen euro.

In een energie-audit verschaft de onderneming een totaaloverzicht van haar energiehuishouding. Ook dient de onderneming inzichtelijk te maken voor het bevoegd gezag op welke termijn welke kosteneffectieve en energiebesparende maatregelen worden genomen. Het uitvoeren van een energie-audit vormt een forse belasting voor het bedrijfsleven en de verplichting om een energie-audit te moeten verrichten is (daarom) beperkt tot ondernemingen van een zekere omvang. Daarnaast bestaat een aantal vrijstellingsmogelijkheden en verlichte regimes waarmee een onderneming aan zijn energie-auditverplichting kan voldoen zonder kostbare tijd en geld aan de uitvoering van een volledige energie-audit te moeten besteden. Zo zijn bijvoorbeeld ondernemingen die deelnemen aan de energieconvenanten Meerjarenafspraken energie-efficiëntie (MJA3) en Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (ETS) vrijgesteld van de energie-auditplicht en bestaat een aantal mogelijkheden om op een alternatieve wijze te voldoen aan de energie-auditverplichting.

De bevoegde gezagen beschikken in het kader van de energie-audit over een breed arsenaal aan handhavingsinstrumenten. Om vast te stellen of een onderneming aan zijn verplichtingen voldoet, beschikt het bevoegd gezag in de eerste plaats over de algemene toezichtsbevoegdheden uit hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Denk aan de bevoegdheid om plaatsen te betreden en inlichtingen (mondeling) en gegevens (schriftelijk) te vorderen. Voor de onderneming en zijn werknemers geldt wat dit betreft een algemene verplichting om mee te werken aan een dergelijk onderzoek op straffe van bestuurlijke, maar ook strafrechtelijke sancties.

Wanneer het bevoegd gezag op grond van een dergelijk onderzoek zou vaststellen dat niet wordt voldaan aan de energie-auditverplichting, dan kan het bevoegd gezag een last onder dwangsom opleggen. Met de last onder dwangsom legt het bevoegd gezag de verplichting op aan een onderneming om een einde te maken aan een geconstateerde overtreding. Indien hier niet aan wordt voldaan, dan wordt bijvoorbeeld per tijdseenheid (bijvoorbeeld per dag) of per afzonderlijke overtreding in één keer een bedrag verbeurd verklaard dat de onderneming dient te betalen. In een uiterst geval heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om het Openbaar Ministerie te betrekken bij de handhaving en is het Openbaar Ministerie bevoegd om strafrechtelijke sancties op te leggen op grond van de Wet op de Economische Delicten.

Voordat de tegenvallende nalevingscijfers met betrekking tot de energie-auditverplichting in mei 2017 door minister Kamp bekend zijn gemaakt, gaf de Nederlandse Vereniging van Gemeenten (VNG) al aan dat de beoordeling van energie-audits in de loop van 2017 gestalte zal moeten krijgen. Tevens hebben bevoegde gezagen aangegeven dat zij ernaar streven om per 1 januari 2018 over te gaan tot handhaving van de energie-auditverplichting. Met het oog op deze handhavingsambities en de handhavingsinstrumenten waarover het bevoegd gezag beschikt, is het aan te bevelen dat ondernemingen (alsnog) na(laten) gaan of een energie-auditverplichting geldt en als dit niet het geval is dit schriftelijk door het bevoegde gezag te laten bevestigen. Als de auditverplichting wel geldt, dient de energie-audit spoedig te worden ingediend bij het bevoegd gezag.

—————————————————————————–

[1] Zie aanbiedingsbrief minister Kamp, Aanbieding vierde Nationaal Energie-Efficiëntie Actieplan (NEEAP4) en jaarverslag 2017 Europese richtlijn energie-efficiëntie (EED), kenmerk DGETM-EI/17065123, 16 mei 2017.

[2] Zie het Nationaal Energie-Efficiëntie Actieplan (NEEAP4) in de bijlage bij aanbiedingsbrief minister Kamp, Aanbieding vierde Nationaal Energie-Efficiëntie Actieplan (NEEAP4) en jaarverslag 2017 Europese richtlijn energie-efficiëntie (EED), kenmerk DGETM-EI/17065123, 16 mei 2017.

[3] Op grond van de Nederlandse Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie.

[4] Richtlijn 2012/27/EU van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie.

[5] Zie voor de definitie van het begrip “inrichting” artikel 1.1 lid 1 van de Wet milieubeheer.

Dit artikel is geschreven door:

Michelle de Rijke

Piet-Hein Eijssen

Volg ons op

Laatste nieuws