Per 1 januari 2012 is de nieuwe vakantiewetgeving in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen betreffen de opbouw, opname, verrekening en verval van vakantiedagen. Met name de (nieuwe) vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen kan voor administratieve problemen zorgen – welke problemen in veel gevallen pas na 1 juli 2013 aan het licht (zullen) komen.
Wettelijke vakantiedagen
Een werknemer heeft recht op het aantal wettelijke vakantiedagen van minimaal vier keer de overeengekomen arbeidsuren of dagen per week. Bij een fulltime dienstverband (40 uren per week) zijn dit dus 160 vakantie-uren (20 vakantiedagen) op jaarbasis. Bij een parttime dienstverband worden de vakantiedagen pro rata berekend. Indien een werknemer bijvoorbeeld 25 uur per week werkt, bestaat er een recht op 100 vakantie-uren (12,5 vakantiedagen). Dit geldt zowel voor zieke als gezonde werknemers. Zieke werknemers bouwen dus voortaan over de gehele periode van ziekte vakantieaanspraken op.
Om werknemers te stimuleren regelmatig vakantiedagen op te nemen, is voor de wettelijke vakantiedagen een vervaltermijn van zes maanden geïntroduceerd. De vakantiedagen die niet zijn opgenomen vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin deze zijn opgebouwd, komen te vervallen. Dit betekent dat de in 2013 opgebouwde wettelijke vakantiedagen zullen vervallen op 1 juli 2014.
Voor de wettelijke vakantiedagen die nog vóór 1 januari 2012 zijn opgebouwd, geldt echter de oude verjaringstermijn van vijf jaar. Vakantieaanspraken uit 2011 verjaren dan ook in principe per 1 januari 2017 – waarbij moet worden opgemerkt dat deze verjaring volgens de gebruikelijke regels kan worden gestuit.
Overigens moet rekening worden gehouden met een uitzondering op de vervaltermijn van zes maanden voor wettelijke vakantiedagen: indien een (zieke) werknemer aannemelijk maakt dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen vóór de vervaldatum, geldt voor deze wettelijke dagen (ook) de verjaringstermijn van vijf jaar.
Bovenwettelijke vakantiedagen
Naast het aantal wettelijke vakantiedagen krijgen werknemers vaak een aantal extra vakantiedagen toegekend door de werkgever. Dit zijn de bovenwettelijke vakantiedagen.
Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt geen vervaltermijn; voor deze dagen geldt alleen de voorheen al bestaande verjaringstermijn van vijf jaar. Bovenwettelijke vakantiedagen die bijvoorbeeld zijn opgebouwd in 2013, zullen dus per 1 januari 2019 komen te vervallen.
Volgorde van opname
Aangezien de wettelijke vakantiedagen eerder vervallen dan de bovenwettelijke, wordt een werknemer geacht eerst de vakantiedagen op te nemen die als eerst vervallen. Voor werknemers die aldus vóór 1 januari 2012 al in dienst waren, en dus onder het oude regime vakantieaanspraken hebben opgebouwd die mogelijk nog steeds bestaan, geldt dat de komende jaren de nieuw op te bouwen wettelijke vakantiedagen eerder verjaren dan de aanspraken uit bijvoorbeeld 2011. Deze ‘nieuwere’ vakantiedagen dienen voorlopig dus eerder te worden opgenomen dan de ‘oudere’ aanspraken.
Gezien de verschillende verval- en verjaringstermijnen is het voor werkgevers belangrijk een goede administratie van vakantiedagen bij te houden. Op die manier kan het overzicht goed worden bewaard en eventuele procedures door werknemers worden voorkomen.