Tijdelijke wet COVID-19 – tijdelijke verspoeling van Nederlands vennootschapsrecht onder andere ten aanzien van besluitvorming | 4 min

In het artikel wordt de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid besproken. Deze tot 1 september 2020 geldende noodwet adresseert een aantal vennootschapsrechtelijke knelpunten die het gevolg zijn van de uitbraak van COVID-19, waaronder de dwingende regels over de procedure van besluitvorming van rechtspersonen en wettelijke termijnen. Een van de oplossingen die de tijdelijke wet biedt is de mogelijkheid tot het houden van een geheel virtuele aandeelhoudersvergadering.

Introductie

Op 21 april 2020 heeft het parlement in het verband met de uitbraak van COVID-19 de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (de COVID-19 Wet) aangenomen.

Het Nederlandse vennootschapsrecht van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bevat (vaak in samenhang met de statuten) dwingende regels over de procedure van besluitvorming van rechtspersonen en wettelijke termijnen. In deze tijd kan het echter lastig zijn om deze procedurele regels na te leven, zeker wanneer zij niet altijd voorzien in de optie om dit elektronisch te doen.

Om te voorkomen dat er twijfel bestaat over de rechtsgeldigheid van genomen besluiten indien bijvoorbeeld een algemene vergadering niet volgens de wet en de statuten verloopt, en om te voorkomen dat uitstel van een algemene vergadering kan leiden tot het niet-naleven van wettelijke termijnen, strekt de COVID-19 Wet ertoe om tijdelijk bepaalde afwijkingen van wettelijke en statutaire bepalingen toe te staan. De COVID-19 Wet bevat onder andere diverse tijdelijke voorzieningen met betrekking tot vergaderingen en verslaglegging van rechtspersonen. Hiermee krijgen rechtspersonen en hun leden of aandeelhouders meer zekerheid over de geldigheid van de noodzakelijke besluitvorming.

Wat verandert er

De relevante bepalingen uit de COVID-19 Wet voor rechtspersonen zijn opgenomen in paragraaf 4 (artikelen 5 t/m 25). We merken hierover het volgende op:

  • Statutaire bepalingen aangaande het fysiek bijeenkomen van het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering zijn tijdelijk niet van toepassing (artikel 5).
  • Het houden van algemene vergaderingen (artikelen 6, 10 tot en met 14, 17 tot en met 21): op verschillende terreinen kunnen tijdelijk elektronische middelen worden gebruikt voor het bijeenroepen en houden van algemene vergaderingen, ook waar eerst nog fysieke overleg- en besluitvormingsprocedures waren voorgeschreven (bijvoorbeeld beursvennootschappen en verenigingen die jaarlijks een algemene vergadering moeten houden). Het bestuur kan bepalen om een algemene vergadering te houden die uitsluitend via livestream (audio of video) te volgen is. Leden of aandeelhouders moeten dan wel de gelegenheid krijgen om minstens 72 uur van tevoren schriftelijk of elektronisch vragen te stellen over onderwerpen die bij de oproeping van de vergadering zijn gemeld. Deze vragen worden dan tijdens de vergadering beantwoord. Het stemmen kan ook elektronisch (bijv. via e-mail).
  • Uitstel van termijnen (artikelen 7 tot en met 9 en 16): het Burgerlijk Wetboek bevat voor rechtspersonen verschillende termijnen waarbinnen de jaarrekening dient te worden opgesteld. De betreffende termijn kan normaliter door de algemene vergadering (van aandeelhouders dan wel leden) worden verlengd. De COVID-19 Wet maakt het nu mogelijk voor het bestuur van de betreffende rechtspersoon om, in plaats van de algemene vergadering, te besluiten tot verlenging. Voor verenigingen en coöperaties is de verlenging nog altijd maximaal vier maanden en voor NV’s en BV’s maximaal vijf maanden. De termijnen voor beursgenoteerde NV’s van de artikelen 5:25c en 5:25d van de Wet op het financieel toezicht (inzake financiële periodieke verslaggeving beursvennootschappen) worden niet verlengd. Echter, overeenkomstig een openbare oproep van de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA), heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aangekondigd coulance te betrachten indien beursgenoteerde ondernemingen als gevolg van de coronacrisis niet in staat zijn hun financiële verslaggeving tijdig algemeen verkrijgbaar te stellen en gelijktijdig bij de AFM te deponeren. Van ondernemingen wordt verwacht dat zij dit tijdig bij de AFM melden.
  • Beperking van bewijsvermoeden (artikelen 15 en 22): normaliter geldt er bij de BV en NV een bewijsvermoeden voor bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement als de jaarrekening niet tijdig is gedeponeerd. Indien de jaarrekening niet tijdig wordt gedeponeerd vanwege COVID-19, geldt dit bewijsvermoeden echter niet. Het bestuur moet dan wel aantonen dat het verzuim van deze plicht te wijten is aan COVID-19.

Duur maatregelen

De COVID-19 Wet trad in werking 24 april 2020. De bepalingen van paragraaf 4 (uitgezonderd artikel 15 en 22 over het bewijsvermoeden van bestuurdersaansprakelijkheid) treden met terugwerkende kracht in op 16 maart 2020. 

De COVID-19 Wet vervalt op 1 september 2020 en kan steeds met 2 maanden worden verlengd. De artikelen met betrekking tot het bewijsvermoeden van bestuurdersaansprakelijkheid zijn geldig tot 1 september 2023.

Wij adviseren u graag verder over deze tijdelijke wet.

Dit artikel is geschreven door:

Franka van Buuren