Wet Franchise aangenomen door de Tweede Kamer | 4 min

Op 16 juni 2020 is de Wet Franchise (“de wet”) is aangenomen door de Tweede Kamer, inclusief ingediende amendementen en moties. Een specifiek amendement heeft potentieel grote impact voor internationale franchiseondernemingen. De stemming in de Tweede Kamer komt na het parlementaire debat op 9 juni 2020. In deze bijdrage gaan we in op het debat en de betreffende amendementen.

Debat

Op dinsdag 9 juni 2020 heeft een debat plaatsgevonden in de Tweede Kamer inzake de Wet Franchise (35392). De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Mona Keijzer – (“de Staatssecretaris”) heeft in dit debat kritische vragen van partijleden over dit wetsvoorstel beantwoord. Hieronder gaan we in op een aantal onderwerpen uit het debat.

I. Inwerkingtreding
De Staatssecretaris vindt het noodzakelijk dat actie wordt ondernomen om de positie van franchisenemers te versterken en daarmee deze bijzondere bedrijfsvorm voor ondernemers aantrekkelijk te houden (en te maken). Daarom wordt ernaar gestreefd dat de wet op 1 januari 2021 inwerking treedt.

II. Doel Wet franchise
De Staatssecretaris heeft in het debat benadrukt dat met de Wet franchise wordt beoogd de samenwerking tussen franchisegever en franchisenemer te bevorderen. De wet voorziet in spelregels om een balans te creëren tussen de belangen van franchisegevers en franchisenemers. De kern staat in artikel 7:912 BW: “de franchisegever en de franchisenemer gedragen zich jegens elkaar als een goed franchisegever en een goed franchisenemer.”

III Kritische reactie van franchisegevers
Uit de kritische reacties van franchisegevers blijkt dat zij zich zorgen maken over de uitwerking van het wetsvoorstel, het verdienmodel van de franchisegever en de ruimte om te innoveren. Volgens de Staatssecretaris is in de internetconsultatie uitgebreid gereageerd op het ontwerpwetsvoorstel, hebben kritische reacties bijgedragen aan een naar haar inziens optimale formulering van de uitwerking en zijn de zorgen van franchisegevers waar nodig in het wetsvoorstel geadresseerd. Volgens de Staatssecretaris biedt de wet ruimte om samenwerking vorm en inhoud te geven en in overleg met elkaar te innoveren. Over de uitwerking van het wetsvoorstel werden in het debat nog de volgende vragen gesteld:   

a. De precontractuele uitwisseling van informatie
De wet kent een informatieplicht voor de franchisegever en een onderzoeksplicht voor de franchisenemer. In het debat werd gevraagd hoe deze verplichtingen zich tot elkaar verhouden. Volgens de Staatssecretaris mag enerzijds van de franchisegever worden verwacht dat geen informatie wordt achtergehouden waarvan in redelijkheid moet worden begrepen dat deze informatie voor de franchisenemer van belang is, anderzijds mag van de franchisenemer een zekere mate van onderzoek worden verwacht en komt het niet-nakomen van deze onderzoekplicht voor rekening en risico van de franchisenemer. Hoe deze ‘gedragsnormen’ moeten worden uitgelegd zal afhangen van de omstandigheden van het geval, de aard van de franchiseformule en de omvang van de franchisegever en franchisenemer.

b. Tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst
In de overeenkomst zal een drempelwaarde moeten worden vastgelegd, vanaf wanneer instemming van de franchisenemer is vereist voor het tussentijds kunnen wijzigen van een lopende franchiseovereenkomst. In het debat werd opgemerkt dat franchisegevers vrezen dat het instemmingsrecht belangrijke innovatie kan blokkeren. De vraag is hoe moet worden gehandeld wanneer de franchisenemer de door de franchisegever voorgestelde drempelwaardes weigert. De Staatssecretaris merkt op dat het ook in het belang van de franchisenemer is dat innovaties in de formule doorgang vinden, omdat een formule daar uiteindelijk sterker van kan worden. Daarnaast benadrukt zij nogmaals dat de franchisenemer en de franchisegever zich moeten gedragen als respectievelijk een goed franchisegever en goed franchisenemer. Het voorstel over de drempelwaarde moet redelijk en billijk zijn. Volgens de Staatssecretaris kan het onder omstandigheden onredelijk zijn als de franchisenemer de voorgestelde drempelwaardes blijft weigeren, maar kan niet concreet worden bepaald na hoeveel keer het onredelijk is om dit te weigeren. Ook deze beoordeling zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Het advies is om als franchisegever en franchisenemer met elkaar in gesprek te gaan en te bezien hoe de formule op een juiste manier met elkaar kan worden vormgegeven

Amendementen

Evaluatieperiode
In amendement nr. 13 is voorgesteld om de wet na een termijn van vijf jaar te evalueren, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de effecten van deze wet op de praktijk en in het bijzonder de groei van de franchisesector, de ruimte voor innovatie en de samenwerking binnen die sector.

Dwingendrechtelijk karakter voor in Nederland gevestigde franchisenemers  
Daarnaast is amendement nr. 11 ingediend. Dit amendement (indien volledig gehandhaafd) brengt grote wijzigingen met zich voor de praktijk.

Het amendement luidt dat “ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers geldt dat van het bepaalde bij deze Titel niet ten nadele van hen kan worden afgeweken en dat een beding in strijd met artikel 920 (de bepaling omtrent goodwill) nietig is, ongeacht het recht dat de franchiseovereenkomst beheerst”.

Over de uitleg van dit amendement is nu al discussie ontstaan. Het kan zo worden gelezen dat met het amendement wordt voorgesteld dat ten aanzien van in Nederland gevestigde franchisenemers niet ten nadele van de Wet franchise kan worden afgeweken ongeacht het recht dat de franchiseovereenkomst beheerst. Met andere woorden, ongeacht de rechtskeuze in de franchiseovereenkomst geldt voor in Nederland gevestigde franchisenemers de Nederlandse Wet franchise. Dat zou een enorme impact hebben op internationale franchisecontracten tussen een buitenlandse franchisegever en in Nederland gevestigde franchisenemer, die vaak beheerst worden door ander recht dan Nederlands recht. Dergelijke contracten dienen dan aldus gewijzigd worden in overeenstemming met de Wet franchise. Dit is eerder in het wetgevingstraject nog niet aan bod gekomen. Mede daarom is het de vraag of dit werkelijk de juiste uitleg is. De Staatssecretaris is reeds verzocht om hierover duidelijkheid te geven (brief DFA 11 juni 2020).

De toelichting op het amendement maakt overigens duidelijk dat afwijking wel mogelijk is ten aanzien van buiten Nederland opererende franchisenemers. Een rechtskeuze voor Nederlands recht staat dus niet in de weg aan afwijkende afspraken ten aanzien van buiten Nederland opererende franchisenemers.

Motie

Tot slot is er een motie voorgesteld waarin de regering is verzocht om vertegenwoordigers van franchisegevers en franchisenemers bij elkaar te brengen in een periodiek overlegorgaan en hen hierbinnen aan te moedigen om te komen tot modelafspraken en modelovereenkomsten over de invulling van de open normen uit de Wet franchise.

Stemming

Op dinsdag 16 juni 2020 is gestemd over het wetsvoorstel inclusief de ingediende amendementen en de motie. De stemming heeft geresulteerd in het aannemen van zowel het wetsvoorstel, als ook de ingediende amendementen en de motie. Daarbij zijn het wetsvoorstel en amendement 13 zelfs met algemene stemmen aangenomen.

Dit artikel is geschreven door: