Inleiding
De rechtbank Noord-Holland heeft op 23 augustus 2018 een interessante uitspraak gedaan over het snijvlak van arbeidsrecht en de Europese mededingingsregels. Kort gezegd oordeelde de rechtbank dat de fundamentele vrijheid om collectieve onderhandelingen te voeren prevaleert boven het Europese mededingingsrecht. Hierdoor kan Ryanair de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (“VNV“) niet verplichten om géén concurrerende piloten in haar onderhandelingsteam op te nemen, aldus de rechtbank. Interessant is dat dit volgens Ryanair anders is dan in omringende Europese landen.
Achtergrond
VNV is de vakbond van Nederlandse piloten. In de zomer van 2018 onderhandelden VNV en Ryanair met elkaar over een collectieve arbeidsovereenkomst voor de piloten in dienst bij Ryanair. De onderhandelingen liepen vast, waarop VNV dreigde met stakingen.
Ryanair heeft vervolgens een kort geding aangespannen bij de rechtbank om de dreigende staking te verbieden, maar dit is bij vonnis van 9 augustus 2018 afgewezen.
In dezelfde procedure heeft VNV een tegenvordering ingesteld. VNV heeft de rechter verzocht om Ryanair te op te dragen VNV toe te staan haar eigen onderhandelingsteam samen te stellen, inclusief de mogelijkheid om onderhandelaars in dienst bij concurrerende luchtvaartmaatschappijen (i.e. KLM) in dat team op te nemen. Dit was namelijk één van de voorwaarden die VNV had gesteld om de onderhandelingen tussen VNV en Ryanair weer op te pakken. Ryanair weigerde echter terug te keren naar de onderhandelingstafel zolang VNV concurrerende piloten wilde opnemen in haar onderhandelingsteam, omdat:
“Not having competitor airline pilots at our negotiation meetings is a principal that has already been accepted by pilot unions all over Europe including the UK, Italy, Spain, and Germany. We clearly cannot share sensitive company information with competitor pilots, as this would be in breach of EU competition rules.” (ro. 2.3, citaat uit brief van 31 juli 2018)
Kortom, Ryanair is van mening dat het delen van bedrijfsgevoelige informatie tijdens onderhandelingen waar concurrerende luchtvaartpiloten aanwezig zijn, in strijd zou zijn met de EU mededingingsregels.
Deze tegenvordering van VNV was het onderwerp van geschil in het kort geding van 23 augustus 2018.
Vonnis van de rechtbank
In essentie gaat het over de vraag of Ryanair KLM-werknemers als (mede-)onderhandelaars tijdens cao-besprekingen mag weigeren, enkel en alleen omdat zij concurrenten van elkaar zijn.
Richtlijn 2016/943 Bescherming van Bedrijfsgeheimen
Ten eerste verklaart de rechtbank dat VNV als vakbond onder het C087-verdrag van de International Labour Organization (“ILO“) valt. Dit verdrag geeft VNV het recht om hun statuten en regels op te stellen, hun vertegenwoordigers in alle vrijheid te kiezen, hun administratie en activiteiten te organiseren en hun programma’s te formuleren (artikel 3.1 ILO-verdrag). De rechter neemt deze fundamentele vrijheid als uitgangspunt. Ryanair betoogde dat Richtlijn 2016/943 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan, de toegang van KLM-werknemers tot het onderhandelingsteam verbiedt. De rechter wijst er echter op dat deze richtlijn een uitzondering maakt voor de uitwisseling van bedrijfsgevoelige informatie in het kader van het sluiten van collectieve overeenkomsten, onder verwijzing naar overweging 18 van de richtlijn:
“Voorts zou het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen, indien van rechtswege voorgeschreven of toegestaan, als rechtmatig moeten worden aangemerkt. Dit betreft met name de verkrijging en openbaarmaking van bedrijfsgeheimen in het kader van de uitoefening van de rechten van de vertegenwoordigers van werknemers op informatie, raadpleging, en participatie overeenkomstig het recht van de Unie en volgens het nationale recht en nationale praktijken, en de collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers (…)“
Mededingingsrecht
Daarnaast had Ryanair ook het standpunt ingenomen dat de toelating van werknemers van concurrenten aan de onderhandelingstafel in strijd zou zijn met de mededingingsregels, meer specifiek het kartelverbod van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU“). Ryanair stelde dat bedrijfsgevoelige informatie, waaronder prijsstrategieën, wordt gedeeld tijdens de onderhandelingen, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 101 VWEU. De rechter volgt deze argumentatielijn niet en is van oordeel dat de mededingingsregels niet prevaleren boven het fundamentele recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen. De rechtbank verwijst daarvoor naar de zaak Albany van het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU“) van 21 september 1999. Als gevolg daarvan kan Ryanair zich niet “verschuilen” achter de mededingingsregels van de EU, aldus de rechtbank.
In de zaak Albany oordeelde het HvJEU dat een collectieve overeenkomst tussen werkgevers en vakbonden onder bepaalde omstandigheden niet onder het kartelverbod valt. Het HvJEU oordeelde dat, hoewel rekening moet worden gehouden met de mededingingsregels, de verwezenlijking van de met collectieve overeenkomsten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties nagestreefde doelstellingen ernstig zou worden belemmerd indien de sociale partners bij hun gezamenlijke inspanning de werkgelegenheids- en arbeidsvoorwaarden te verbeteren, zich moesten houden aan artikel 101(1) VWEU. Uit een nuttige en coherente uitlegging van het Verdrag volgt derhalve dat overeenkomsten die met dergelijke doelstellingen zijn gesloten in het kader van de collectieve onderhandelingen tussen sociale partners, wegens hun aard en hun doel moeten worden geacht niet binnen de werkingssfeer van artikel 101(1) VWEU te vallen, aldus het HvJEU.
Tot slot oordeelt de rechter dat Ryanair in principe zelf in de hand heeft welke informatie tijdens de onderhandelingen aan de overige onderhandelaars wordt uitgewisseld. Volgens de rechter is het derhalve “weinig aannemelijk” dat bedrijfsgeheimen aan concurrenten worden onthuld.
Commentaar
Het geschil tussen Ryanair en VNV speelt zich af op het snijvlak van het arbeids- en mededingingsrecht. Het is duidelijk dat het recht om te onderhandelen over collectieve arbeidsovereenkomsten, zoals vastgelegd in het ILO-verdrag, van het grootste belang is. Dat het haast onmogelijk is om een “collectieve” overeenkomst vast te stellen als artikel 101 VWEU onvoorwaardelijk van toepassing zou zijn, moge duidelijk zijn. Om die reden is de zaak Albany in principe goed te volgen. In Nederland is dit gecodificeerd in artikel 16 van de Mededingingswet. Daarin is opgenomen dat het kartelverbod niet geldt voor collectieve arbeidsovereenkomsten.
Is de Albany-uitzondering echter zo vergaand dat zij ook van toepassing is op onderhandelingen tussen een vakbond die de werknemers vertegenwoordigt en de werkgever van die betreffende werknemers (d.w.z. in bilaterale onderhandelingen)? Is het redelijk te verwachten dat Ryanair in een dergelijke situatie (ook) vertrouwelijke bedrijfsinformatie deelt? Blijkbaar is dit niet het geval in andere EU-landen.
Helaas is de redenering van de rechtbank in deze summiere procedure erg kort. Door alleen de Albany-zaak toe te passen en niet nader in te gaan op de specifieke omstandigheden van het geval, blijft het onduidelijk waarom de rechter van mening is dat de Albany-exceptie ook in deze zaak van toepassing is en hoe ver de Albany-exceptie reikt. Een gemotiveerder oordeel zou welkom zijn geweest. Nu weten we niet meer dan dat (nooit?) een beroep op de mededingingsregels kan worden gedaan zodra het gaat over cao-onderhandelingen.