Richtsnoeren milieu- en energiesteun 2014-2020: op zoek naar de balans tussen steun en marktwerking bij hernieuwbare energie
De afgelopen jaren zijn veel steunmaatregelen toegekend ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen. Recent onderzoek van de Europese Commissie laat zien dat de lidstaten in 2012 EUR 41 miljard hebben uitgegeven om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te stimuleren. In totaal was het aandeel duurzame energie in de totale energieconsumptie in de Europese Unie in 2012 14,1 procent. Sinds 2004 groeide in alle lidstaten het aandeel van hernieuwbare bronnen in het eindverbruik van energie. De grootste stijging werd genoteerd in Zweden (van 38,7 procent naar 51 procent), Denemarken (van 14,5 procent naar 26 procent), Oostenrijk (van 22,7 procent naar 32,1 procent), Griekenland (van 7,2 procent naar 14,1 procent) en Italië (van 5,7 procent naar 13,5 procent). In Nederland steeg het aandeel van 1,9 procent naar 4,5 procent.
De stimulering van hernieuwbare energiebronnen heeft duidelijk vruchten afgeworpen, maar tegelijkertijd ook een ontwrichtend effect op de markt gehad. Marktpartijen kregen te maken met negatieve elektriciteitsprijzen, de afwaardering van hun activa en de noodzaak om bestaande energiecentrales flexibel te kunnen inzetten. Bovendien rezen de kosten voor dit alles de pan uit en ontstond voor energie-infrastructuur een slecht investeringsklimaat.
In de herziene Richtsnoeren milieu- en energiesteun 2014-2020, die op 1 juli 2014 in werking zijn getreden, tracht de Commissie de positieve en negatieve effecten van steun aan hernieuwbare energie beter in balans te brengen. In dit artikel geven wij aan hoe de Commissie die balans tracht te herstellen.