Nadat de Eerste Kamer op 3 juni jl. het voorstel voor de Wet werk en zekerheid plenair met minister Asscher had besproken, heeft de Kamer het wetsvoorstel op 10 juni 2014 aangenomen.
De Eerste Kamer maakte zich wel wat zorgen om de timing van (bepaalde onderdelen van) het wetsvoorstel. Zo zouden enkele aspecten al per 1 juli 2014 in werking treden, zoals de nieuwe regelingen omtrent proeftijd, aanzegtermijn en concurrentiebedingen. Wij schreven daarover al eerder, zie hier. Nadat was voorgesteld de inwerkingtreding van deze onderdelen uit te stellen tot 1 juli 2015, heeft minister Asscher op 3 juni jl. toegezegd dat de inwerkingtreding van deze elementen zal worden verschoven naar 1 januari 2015. De inwerkingtreding van de overige onderdelen van de Wet werk en zekerheid blijft ongewijzigd (namelijk 1 juli 2015, en 1 januari 2016 met betrekking tot de verkorting van de ww-duur).
De Eerste Kamer heeft overigens ook zorgen geuit over de introductie van de nieuwe, ‘strenge’, ontslagregels. Nu de regering heeft gekozen voor heel concrete en limitatieve gronden op basis waarvan de rechter dan wel UWV om (toestemming tot) beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan worden gevraagd, signaleerde (ook) de Eerste Kamer dat de nieuwe regeling ertoe kan leiden dat bepaalde feitencomplexen mogelijk niet binnen één van de gegeven wettelijke gronden past, terwijl een einde van de arbeidsovereenkomst toch redelijk wordt geacht. De Eerste Kamer heeft de minister bij motie verzocht om de werking van het wetsvoorstel op dit punt nauwgezet te monitoren en de Eerste Kamer uiterlijk één jaar na inwerkingtreding hierover te informeren. Deze motie is op 10 juni 2014 aangenomen.
Voor een overzicht van de stukken van de Eerste Kamer over dit onderwerp, klik hier.