Op dinsdag 14 april 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een initiatiefwetsvoorstel dat de “Wet aanpassing arbeidsduur” wil omvormen tot de “Wet flexibel werken”. De wet heeft als doel om het voor werknemers gemakkelijker te maken om flexibel te werken naar tijd en plaats.
Werknemers hebben na inwerkingtreding van deze wet het recht om een verzoek in te dienen bij hun werkgever voor aanpassing van de werktijd en arbeidsplaats (werkgevers met minder dan 10 werknemers uitgezonderd). Werknemers hadden al het recht om een verzoek in te dienen voor aanpassing van de arbeidsduur. Waar voorheen een werknemer het recht had een verzoek in te dienen tot wijziging van de arbeidsduur één jaar na indiensttreding, wordt het op grond van deze wetswijziging mogelijk om al na een half jaar een dergelijk verzoek te doen. Deze kortere termijn geldt binnenkort dus voor een verzoek om aanpassing van zowel werktijden en arbeidsplaats als arbeidsduur.
Een werknemer moet een verzoek tot aanpassing twee maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk indienen bij de werkgever. Op grond van de wet moet de werkgever overleg voeren met de werknemer over het verzoek. Er is echter een verschil in de wijze waarop een werkgever om moet gaan met een verzoek om aanpassing van arbeidsduur en werktijden enerzijds en arbeidsplaats anderzijds.
In het geval van een verzoek om aanpassing van de werktijden mag een werkgever alleen weigeren als zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Dit sluit aan op de huidige afwijzingsmogelijkheid voor een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur (waarin wat dit betreft niets verandert). Van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang is volgens de wet sprake als de aanpassing leidt tot ernstige problemen op het gebied van veiligheid, van roostertechnische aard of van financiële of organisatorische aard. Hieronder valt, bijvoorbeeld, niet het afwijzen van een aanvraag omdat flexibele werktijden niet binnen de bedrijfsfilosofie vallen. Uit de reactie op vragen gedurende de behandeling van het wetsvoorstel volgt dat de vraag of aan de genoemde criteria voor een zwaarwegend belang is voldaan, sterk afhankelijk is van de specifieke situatie. Uit de wetsgeschiedenis volgt dan ook dat “of het gaat om een zwaarwegend belang, is (. . . ) afhankelijk van de aard van het beroep en van het bedrijf, zoals bijvoorbeeld de omvang van het bedrijf en andere bedrijfskenmerken.”
Ten aanzien van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats geldt niet dezelfde eis en regelt de wet dat de werkgever het verzoek moet overwegen en overleg met de werknemer moet voeren op het moment dat de werkgever het verzoek afwijst. Er geldt dus geen verzwaarde eis voor de afwijzing van het verzoek. Aanvankelijk gold deze verzwaarde eis wel voor een aanpassing van de arbeidsplaats, maar daar is later van afgezien. In berichtgeving in de media naar aanleiding van het aannemen van deze wet wordt gesproken over een “recht op thuiswerken“, maar om van een daadwerkelijk recht te spreken gaat wat ver. In de parlementaire discussie wordt namelijk gesproken een “right to ask, duty to consider“. In tegenstelling tot een verzoek om aanpassing van de arbeidsduur of werktijden, mag een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats dan ook wel worden afgewezen op grond van de bedrijfsfilosofie. Ten aangezien van alle drie de typen verzoeken geldt dat de wet voorschrijft dat afwijzing of afwijking van het verzoek van de werknemer schriftelijk moet worden gemotiveerd.
Bij het inwilligen van een verzoek om aanpassing van de arbeidsplaats is het als werkgever van belang om, onder andere, zorgvuldig na te denken over de arbeidsomstandigheden van een thuiswerker en de informatievoorziening over de risico’s van thuiswerken. Ook is het garanderen van de vertrouwelijkheid van bedrijfsgegevens en klantgegevens een element waar extra aandacht aan zal moeten worden besteed in het geval van aanpassing van de arbeidsplaats.
Ondanks de kritische kanttekening in het parlement bij de juridisering van het flexibel werken, zijn de indieners van het wetsvoorstel van mening dat deze wet zal bijdragen aan het vanzelfsprekend maken van verzoeken om flexibel te werken. De datum waarop dit steuntje in de rug voor werknemers in werking zal treden, is nog niet bekend.