Veiling van vergunningen voor wind op zee?

Op 21 februari 2018 heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een concept wetsvoorstel tot wijziging van de Wet windenergie op zee ter consultatie voorgelegd. Het wetsvoorstel bestaat uit het vastleggen van de nieuwe bevoegdheidsverdeling van de ministers (ook de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden nu genoemd) en het voor de verdere toekomst geschikt maken van de wet voor ook andere energiedragers dan elektriciteit (zoals waterstof of ammoniak). Verder wordt de procedure voor de vergunningverlening door middel van de vergelijkende toets verbeterd door te voorzien in een aantal vaste en altijd geldende criteria in de wet. Het betreft de zekerheid van realisatie van het windpark en de bijdrage van het windpark aan de energievoorziening. Bij ministeriële regeling kunnen nadere criteria worden uitgewerkt die per windpark kunnen verschillen. Een tweede “verbetering” betreft de mogelijkheid van een financieel bod bij de vergelijkende toets. Hierdoor kunnen de kwalitatieve criteria in combinatie met het financiële bod de rangschikking bepalen. De belangrijkste wijziging is wat ons betreft dat de mogelijkheid om de vergunning te veilen aan de wet wordt toegevoegd.

Nieuw: veiling van vergunningen

De Minister stelt voor om, naast de reeds bestaande procedures, ook het veilen van de vergunning als mogelijke procedure toe te voegen aan de wet. Bij een veiling wordt de vergunning verleend aan de aanbieder met het hoogste bod. Dit bod zal in de regel bestaan uit een vast bedrag of eventueel een in jaarlijkse termijnen of op een later moment te betalen vast bedrag. Hoewel dit ogenschijnlijk eenvoudig is, laat het conceptwetsvoorstel veel vragen open. Allereerst is het de vraag wanneer de markt klaar is voor een veiling. Vooralsnog is onduidelijk wanneer gebruik zal worden gemaakt van de optie om de vergunning te veilen. De Minister zal namelijk per windpark bepalen welke procedure wordt toegepast. Ook de wijze van toepassing en uitvoering van de veilingprocedure blijven onduidelijk. Dit moet nog worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Bovendien kan ook nog sprake zijn van een combinatie van procedures waarbij eerst een procedure tot vergunningverlening zonder subsidie wordt doorlopen en als dat niet tot vergunningverlening leidt, alsnog een ronde volgens de procedure met subsidie volgt. Deelnemers moeten in dat geval op voorhand een keuze maken voor één van beide procedures. Het lijkt ons nog geen gegeven dat dit werkbaar is in de praktijk.

Ervaring in de telecomsector

In de toelichting op de keuze voor het toevoegen van de veilingprocedure, wijst de minister naar de ervaring die zij heeft opgedaan met veilen in de telecomsector. Bepalingen uit de Telecommunicatiewet zijn passend gemaakt voor de Wet windenergie op zee. Er zijn verschillende manieren van veilen. Het doel is echter altijd om tot een economisch efficiënte verdeling van de schaarse rechten te komen. Uit onze ervaring in de telecomsector leidt het veilen van schaarse rechten regelmatig, zo niet altijd, tot verhitte discussies en (langlopende) procedures. Want heeft de Minister in dit specifieke geval wel op gegronde redenen de veiling als instrument ingezet? Had niet gekozen moeten worden voor een ander instrument? En, is bij het veilen wel de juiste procedure gevolgd en zijn alle waarborgen in acht genomen? Maar ook: heeft de winnaar wel terecht gewonnen? Is het bod wel juist beoordeeld? Dergelijke discussies liggen ook bij veilingen op basis van de wijziging van de Wet windenergie op zee voor de hand. Eens te meer nu juist aansluiting is gezocht bij de telecomregels. Het is dan ook maar zeer de vraag of het de vergunningsprocedures met de voorgestelde wijzigingen ‘voor de wind’ zal gaan.

Op 20 maart 2018 sluit de consultatietermijn.

Dit artikel is geschreven door:

Mariska van de Sanden

Michelle de Rijke